Nee, dat weet niemand.... ’t Leven is méér dan ’n wonder.... Zooveel duizenden dieren al ’r zijn, zien ’t anders....
— Misschien.
— Zeker — beslist zeker! En ’t beangstigende is, dat we niet gissen kunnen waarom dat zoo....
— Hoe komt u juist nu op dien inval? vroeg ze verbaasd.
— Ik voel me zoo wanhopig, zoo wanhopig klein vanavond, zei-ie de handen voor de oogen, om even niets, niéts te zien.
— Kom, meneer, troostte ze, de hand op z’n schouder leggend.
Dat deed ’m als iets dat bij ’m behoorde aan, maar toen-ie opkeek was ’t opnieuw ’t ontzaggelijke, ’t afstootend-groote — zoo-als iedere mug bij ’t electrisch lampje ’t misschien nog pompeuzer zag.
— Vannacht, zei-ie tot zichzelf, de schijnbaar niet te betasten traptreden naar de slaapkamer overstappend: vannacht zal ’k letterlijk geen oog dichtdoen.
En die waarlijke letterlijkheid deed ’m glimlachen.
Voor den spiegel had-ie ’t geprobeerd — de spiegel die door z’n onzinnig-groteske
83