haar pratend: „was ’t ’n soort sport van me, de kostbaarste dingen, waar ’k ze zag, voor mezelf te willen hebben! M’n vrienden en bekenden noemden m’n huis spottend ’t Joep’sche museum. Ja! ’t Collier paarlen, dat u gezien heeft, en dat ’k énkel kocht, omdat ’t eens aan den hals van ’n koningin hing, is ’n kapitaal, ’n kapitaal waard! Ja! Toen ik ’t gister in m’n handen had, voelde ’k me als ’n zot, als ’n clown.... Diamanten öf paarlen öf glas in mijn handen....
— In üw handen — juist in uw handen, is geld zoo’n onschatbaar ding, redeneerde ze: hoeveel menschen zijn u op ’t oogen-blik niet dankbaar?....
— Dat is fatsoenlijk en lief van die menschen, liet-ie met ’n sneer los: „niet te taxeeren van liefheid, die dankbaarheid, nu ’k met den eersten den besten bedelaar gelijk sta, zonder iets van m e z e 1 f te kunnen noemen.... Wat je niet ziét, zustertje, heeft geen sou waarde.... Ik ruil met eiken voorbijganger.... ’t Leven is ’n koopje, ’n mauvaise plaisanterie... Permitteert u ’n sigaret?....
Tot in de oprijlaan had-ie gedampt en verder grimmig gezwegen. Als-ie niet spotte
9