loof ook af en toe — af en toe — als ’k in niéts geloof.... Daar gaat u.... Droom aangenaam....
Bijna tegelijkertijd raakte Joep in bedwelming.
Hij droomde inderdaad — droomde de lu-guberste verwikkelingen — worstelde in z’n narcose met gedrochtelijke olifanten en rhinocerossen, uit minstens ’t steenen tijdperk — dieren met ontzaglijke afmetingen — met slurven als boomstammen en oogen als modderkuilen.
’t Was om te stikken, zooals ze met de logge pooten over z’n strot paradeerden.
— Wat ’n krankzinnige nachtmerrie.... steunde-ie, bijkomend.
— ....’n Nachtmerrie, herhaalde de stem van den Prof: laat ik u dadelijk waarschuwen, dat u daarvan meer last zult hebben, omdat ik u, bij uw tegenzin in katte-oogen, die van ’n niét licht-gevende hit — ’n allerliefste kleine merrie — in heb gezet.” Suffig, nog in de nawerking van ’t doordroomde, zat Joep in den stoel.
— Ben 5k waarachtig wakker?, vroeg-ie, geen realiteit in de dingen, die-ie in ’n andere wereld vermeende te zien herkennend.
— Waarschijnlijk, knikte de geleerde: en
73