10
Be grijsaard.
Ja, d&ar staat yn soldaat.
Het kind.
W&arom staat-ie daar?
De grijsaard.
Om... Om... Hij houdt de wacht.
Het kind.
De wacht?... Waarvoor? Grootvader? Grootvader!
De grijsaard.
Anders loopen ze weg.
Het kind.
Wie?
De grijsaard.
Die daar zitten.
Het kind.
Waar ?
De grijsaard.
D&ar — achter de muren. Zie je de raampjes in de verte? Die raampjes met tralies?
Het kind.
O ja. *r Branden lichies. Wat 'n lichies I Wat *n lichies I... Tien, twintig, honderd, duizend... Niet, grootvader?
De grijsaard.
Nee, niet zooveel. Nou tel je verkeerd.
Het kind.
En... En... Grootvader, waarom zijn 'r ijzers voor? — Slètètp je grootvader?