Het raadsel (serie Heijermans' Camera)

Titel
Het raadsel (serie Heijermans' Camera)

Jaar
1924

Overig
Heijermans' Camera

Pagina's
29



10

Maar met m’n zakmes lukte ’t zoo te peuteren, dat ’k den val opwipte. Mis! In geen van de laadjes vond ’k ’n half verbruikt schoolschrift, geen ordinaire couverts, geen schaar, geen fleschje gom, geen indices. Wel onder in ’n vak ’n paar brieven van re-centen datum, die met „Liefste Gerda” begonnen — en niet van Henkelman waren, ’k Dacht ’r over ze mee naar m’n kamer te nemen, vond ’t te gevaarlijk, besloot ze ’n volgenden keer te lezen. Wat in ’n goed vat lei — enzoovoort, niet waar? Gehaast, bang, geattrapeerd te worden, sloot ’k de nécessaire, wipte de trap naar m’n kamer op. De deur van de slaapkamer van meneer en mevrouw stond aan. Ik orienteerde me. Niets te zien. ’k Liep de tweede trap op, om precies te weten hoe ’t huis was, zag ’n zolder met blauwe droogstokken, keurig onderhouden en opgeruimd. Hé, prakkizeerde ’k: de Geldersche dikkerd zei, dat ze bezig was den zolder te dweilen, en ’r is geen emmer te zien. Heeft de schalk me voor den gek gehouden? ’k Deed nog drie-, vier stappen, stiet de deur van de meidenkamer onder ’t glooiend dak open, bukte me. Bij een van de pooten van ’t ijzeren bed lag een letter. Een letter op gelig papier, ’k Trok de la van de waschtafel open. Niets, ’k Sloeg voorzichtig ’t dek van ’t bed om. Niets. De mand was op slot met twee soliede hangsloten. Aan een van die sloten glimmerde wat. Toen ’k den beugel betastte kleefde ’r iets aan m’n vingers. Wel alle duivels, redeneerde ’k — ’t ging in ’n vloek en ’n zucht — ’k dreef op m’n ooren om niet verrast te worden... — wel wat weerlicht, als dat geen gom is, laat ’k me villen!

’n Seconde later lei ’k kreunend op m’n bed, kreeg van ’t stuk Geldersch welvaren ’n réprimande, dat ’k de sprei niet eerst af had genomen, en werd weer „mensch” na ’t slikken van wat druppels op ’n lepeltje suiker.

Dien dag hield ’k me zoo stil als ’n muis. ’k At op m’n kamer — baars met kuit — om ’n moord voor te begaan, en bij de thee, die ’k beneden dronk, vroeg ’k Henkelman wanneer de eerste brieven, naar zijn schatting destijds waren gekomen. „Midden September,” zei-ie. „Nee, je vergist je,” zei mevrouw, „einde Augustus, kort nadat ik van Zandvoort terug ben gekomen.” „Was u daar alleen?” vroeg ik. Ze knikte, ’r Man was drie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.