8o
Jeannette (va/sch). O nee? O nee? Ook niet in de bibliotheek ?
Marre (kwaadaardig). Heeft ü daar last van gehad ?
Jeannette. ’t Schijnt dat u iets tegen me heeft.
Marre (heftig). Tegen jou! Tegen jóu! Jij ben me zoo onverschillig as die kachel daar!
Jeannette. Dat zou men anders niet an u zegge. (bij de trap) As u maar zorgt, dat ze dadelijk gepoetst worde.
Marre (kwaadaardig). Nee!
Jeannette. Dus u zegt nee ?
Marre. Nee! Zorg dat je de modderrande van je rokke kwijt raakt! Ik zou vies van je weze!
Zestiende Tooneel.
De vorigen. Edi.
Edi (op de trap). Wat is’r. Wat voeren jullie uit?
Jeannette. Ze wil de bottientjes niet poetse.
Edi. Welke bottines?
Jeannette. De bottines, die u straks noodig heb.
Edi. ’k Heb geen bottines noodig. Wie heeft je dat gezegd? Hou je mond! Daar is de huisknecht voor. Waar is Jan?