136
varkens zich vergasten aan troebele spoeling. Telkenmale scheen u het dal, het onwelriekend dal, een misstap, eene onzekerheid, eene vergissing of gemis aan zelfbedwang. Ge maaktet u eene voorstelling, o, méér dan brood-bezorgende Meesteres, dat de Man van enkele „geslaagde” spelen, de kunstzinnige zekerheid miste, om zijn gereedschap in de richting te bewegen, die u en uw penvoerders lief was. Het Pantser, niet waar, was een gespartel in spoeling? En het commis-voyageur-stuk Ora et Laboral En het gedrochtje Bloeimaand? En het ergerlijk, ongodzalig prul 1) AUerzielen Neen, ’n schrijver, die zooveel duikel-sprongen maakte, zoo ongewis deed, zoo grillig, leek niet voorbeschikt om op te bóüwen....
Welnu, luistert!
In het dal, de spoeling, was en blijft mijne genegenheid. Op de hoogten eenzamen mijne vergissingen. Zóó als op de hoogte *n „succes” bereikt was, de voor kunst blakende Meesteres hare goedkeuring had geschonken, sprak de Man-voor-het-amusement tot zichzelven: „Mijn vriend, laat
1
Terminologie van Johan de Meester, recensent der N. R. C., dien ik in het Voorwoord bij Het Zevende Gebod (Maart 1900) op hooger betrouwbaarheid schatte, dan de wispelturige blaaskaak in latere jaren waard bleek te zijn.