I34
spanning, de verp>oozing, de tranen-en-lach der Burgerij te blijven — welk recht heeft hij zijne klachten wichtiger voor te doen, dan ze in verband tot ’t diepst-ernstige staan ? Men dient, gelijk de Schrift ’t zoo voorbeeldig zegt, zijne ziel in lijdzaamheid te bezitten, of met zekere allergelukkigste gezindheid, het achterdeel van het om-hulsel-dier-ziel, bij ’n schalksch maantje öf ’n tranerig zonnetje, als argument te etaleeren.
Wanneer ’k nu, bij plechtige uitzondering, en nog wel bijna twee jaar nadat dit werk geschreven werd, den hopeloozen moed toon, om een enkel woordje na te praten, geschiedt zulks met de doorzichtige bijbedoeling, om ’n kurieus feit in herinnering te brengen. Zij, die later dit boekje doorbladeren, om zich deugdelijk te ergeren, aan de verfoeilijke tendenz, de onkunstzinnige tendenz van den onzuiveren man, die telkens weer in de schakeling zijner stukken, de „objectieve onberispelijkheid” met z’n genegenheid voor ’n buiten den band springende levensbeschouwing, bemod-derde, mogen mede deelgenoot zijn van het goor relletje, dat in Maart 1904, de kuische kolommen der dagbladen ontredderde.
Gedragen door ’t lomp beginsel, jaren en jaren in de schoone woestenij der kunst, met enkel wat verbaasde boeren, meiden en kleuters om me