21
Directeur. Ook niet als je weet, dat ’t met je vrouw zoo erg is gesteld, dat je elk uur mag gaan bezoeken ...
Nummer 113. Ook dan niet.
Directeur (verbaasd neerzittend) ...Dat is sterk. Zoo iets had ’k van jou ’t allerminst verwacht (de ge-vangenisklok luidt).
Nummer 113 (na even in luistering gezeten te hebben). ... ’t Kind dat ’k — dat ’k — vermoord heb — ’r is maar één woord — vermoorden — al is ’n mensch twee üur of tachentig jaar: leven is leven en dood is dood — dat kind was van h&ar — dat kind was me kleinkind — dat kind was haar schande — zonder haar schande zou ’k hier niet zitten met dat luien van de klok in me ooren — en niet bang zyn voor den dag des oordeels... (houdt met bevende handen en trillende lippen in).
Directeur (ernstig). ... Ik wist uit de stukken, Van Buren, dat je ’t kind van ’n doofstomme dochter...
Nummer 113. ...’t Onechte kind ...
Directeur. ... Dat je dat...
Nummer 113. ... Ja, ja — dat ik dat ver... ver... onder twee hoofdkussens... verstikt heb... Maar je weet niet alles. Niemand weet ’t. Me eigen advocaat heb ’k niemendal gezeid, bang dat-ie ons — ons ver-rajen zou — en stellig as ’k me voorgenomen had te liegen, te liegen, te liegen, om óns uit de handen van ’t gerecht te houen — ons alle drie...
Directeur. ... Alle drie ?...
Nummer 113. ...Me vrouw — me zelf — dat eervergeten schepsel, dat ze me dochter noemen...
Directeur. ... Niet met zoo’n haat, van Buren — ze wacht achter die deur — je zult toch verder samen door ’t leven moeten ...
Nummer 113 (beslist). ... Nee — u mag ’r rustig vortsturen — zién doe ’k ’r niet meer...
Directeur. Kom, kom!...
N u m m e r 113. ... As u, meneer de directeur — as ik u niet beleedig — niet beleedig met de vergelijking —