Angstig geheim achter het bed (serie Heijermans' Camera)

Titel
Angstig geheim achter het bed (serie Heijermans' Camera)

Jaar
1924

Overig
Heijermans' Camera

Pagina's
30



17

„dat je je in geen dagen en nachten ongerust hoeft te maken. Z’n maag is zoo dik, dat-ie geen bloed meer in z’n hersens heeft...”

Yan alle kanten, uit de bergkloven, langs de paden, kwamen de lammeren, de schapen en koebeesten, de hengsten, gemzen en reeën, de karbouwen en kalvren, de geiten en hinden. Ze hielden hun adem in, durfden geen verdord blad te bestappen en bekeken den misvormden kop, de kwallen van den muil, de harige lippen, de blootliggende hoektanden en de peezige klauwen van ’t tevreden-ronkend monster.

„De lieve God,” zei ’n slanke, lenige gems, en ’r dunne pooten beefden van onrusit: „heeft de wereld in wondren gezet, ’s Nachts tel ik de sterren tot ’k met tranen in de oogen inslaap — en ’s morgens, zoo als ’k wakker word, zie ’k vlinders die met bloemen stoeien. Ik ga langs afgronden, ’n leeuwerik drijft in de luchten en ’n kruisspin ligt in ’r web of ’t ’n wieg is. Daar denk ik ’t mijne van. En dan weer kan ’t gegons van ’n bij me zoo danig verbazen als ’t gekruip van ’n trilworm. M’n leven, droom ik telkens, zal te kort duren om alles te zien. En hier ligt ’n beest, ’n ondier, dat niets ziet, niets hoort en ons nog angst geeft, als ’t machteloos slaapt. Nu hebben we éven rust, hoeven we mekaar niet als wilden te vervolgen... Dat kan zoo toch niet verder. Dat mag zoo toch niet. Heeft ’n mede-dier ’t recht ons te folteren en ons tegen elkander op te hitsen? Moeten we ’t dulden...?”

„Ik heb,” sprak ’n lam schuw voor zich uit: „m’n vreugde aan de wei, als ’t parelgras, de gerst en de zandhaver in bloei staan en de muggepooten nog malsch zijn. Dan buig ’k me over de heldere plekken van den vliet, waar ’t kroos, nog niet heen is gedreven en ’k heb m’n plezier aan de bootsmannetjes, vijverloopers en waterschorpioenen, die in ’t zonnetje voor me spelen. Nog nooit heb ’k ’r naar getaald ’n horzel of ’n groenoog te verjagen of ’n landjuffer kwaad te doen. Ik ben blij als ’k dauwdruppels drink en de vogels zingen. Maar als ik hèm hoor, verwond ik me aan distels en doornen en in plaats van ’t jonge groen eten we netels en struisriet... Ik wou dat ik niet geboren was...”

Band IV

2


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.