Zaterdag.
Wat ’n dag!
Half elf, net klaar met m’n toilet, werd ’r gebeld.
Corrie, ’n bést kind — soms draait ze onrustig om me heen, vrouwelijk-voelend dat ’k tob — kwam met ’n raar gezicht zeggen, dat ’r drie heeren aan de deur waren.
’k Schrikte, ’k Kan niet zeggen waarom.
Ze stonden in ’t portaal.
Die met den hoogen hoed, vroeg beleefd of’k huisgenoot e was.
Toen-ie d&t had gezegd, begreep ’k dat-ie deurwaarder was.
De deurwaarder van de belasting — we hebben de verkeerde gewoonte waarschuwing, aanmaning, dwangbevel te laten afkomen! stelt zich ook altijd voor met die vraag of je huisgenoot ben.
Toen ’k antwoordde dat ’k mevrouw zelf was, krab-belde-ie iets op ’n papier voor-ie ’t gaf.
Rustig alsof ’t me niets aanging, liet ’k de drie groetende heeren uit — en Cor achter de tochtdeur tegemoetkomend, zei ’k met ’n volkomen glimlach, dat ’t taxateurs van de belasting geweest waren.
Met ’n misselijk sang froid verzocht ’k ’r voor ons tweetjes ’n kopje koffie te zetten.
In de serre las ’k.