36
Je praat alleen ónvoorwaardelijk uit met je voorstelling van een volkomen toegewijd-luis-terende, je geloovende, in niets wantrouwende vriendin1) — de rest zeg je in de gereserveerde vormen, die je van je jeugd af hebt geleerd.
Je liegt of verzwijgt altijd.
Als je niét liegt, niét verzwijgt, schrik je van ’t resultaat.
Ik wou wel eens ’n enquête stellen.
’n Enquête over innerlijke aandoeningen, over den dtitir van ’n genegenheid, over ’t aantal malen dat ’n man naar ’n vrouw of ’n vrouw naar ’n man heeft gekeken, over zooveel meer dingen, waarover in ’n beschaafde samenleving niet gesproken en (struisvogels !) . .. niet gedacht wordt.
Als de menschen den moed zouden hebben, zulk