111
Als ’k den eenvoudigen moed had Eduard te zeggen, dat-ie me afstoot, dat ’k op ’t punt ben ’m te h&ten — om twee zwarte oogen — als ’k zoo iets men-schelijks, oprechts, dürfde bekennen, dürfde uiten, dürfde beweren, zou ’k me goddelijk vrij voelen — om elk schuld-begrip schateren, schateren!