DE WIJZE KATER
héélen stoel en hééle schoenen — en je maar half van haar hield! Kerel, zit er niet zoo slap bij! Hoeveel rooie duiten heb je noodig om haar te trouwen en m ij een behoorlijk thuis, zonder muizenissen, op mijn ouwen dag te verzekeren?
JONATHAN Laat ik niet beginnen te rekenen, Hans! Ik leef in een vat zonder bodem!
KATER Had je vader geld?
JONATHAN Ja, Hans.
KATER En je grootvader?
JONATHAN Ja, Hans.
KATER Waarom trek je zoo’n leelijk gezicht?
JONATHAN Omdat ik niet graag over vader en grootvader spreek, en nog nooit iemand in vertouwen heb genomen____
KATER Ik ben zoo onvoorwaardelijk-gesloten, Jonathan, als de provisiekast bij den pastoor, als-ie gebakken bot of spekbokking ingeslagen heeft. Ik hoor, zie, zwijg. Heb je me ooit anders gekend?
JONATHAN Beste Hans, voor jou had ik nooit geheimen. Met jou hier in de kamer heb ik nachten en nachten op en neer geloopen, blij dat de schoenlapper, de bakker, de kleermaker en de zooveel anderen het me niet lastig maakten.... Jij heb me hardop hooren tekeer gaan en hardop hooren klagen....
KATER Ja, ja — en hóé hardop!
JONATHAN Toen m’n grootvader stierf, zei m'n moeder: huil niet, jongen: je grootvader was een slecht man, die alleen voor zichzelf leefde. En ze had gelijk. Waar ik als kind kwam, keken ze me aan met oogen, die pijn deeën. Toen m’n vader stierf____
KATER Wat zei toen je moeder?
JONATHAN Die zei niets. Je wéét dat ze eerder dood is gegaan — vader sloeg haar.
KATER Waar jij bij was?
JONATHAN Waar ik bij was.
KATER En als-ie haar sloeg, wat dee zij dan?
JONATHAN Niets. Ze liet zich slaan.
KATER Ik bêgrijp jullie menschen niet. Waarom sloeg-ie haar?
JONATHAN Omdat ze niet zuinig was met zijn geld
20