DE WIJZE KATER
KATER Ik vergis me nooit, als ik op m'n ooren afga.... Wat zei ik je?.... Al loopen ze nog zoo zacht op de tapijten! 'k hou ze in de spiezen.... (luistert scherp). Dat is de Koning — die heeft ’n krakende knie en ‘n keel-catarr van z’n gerook en de bourgogne — en de Hofmaarschalk — die heeft 'n overhemd an, dik in de stijfsel — en de Opperhoutvester met 't gerinkel van al z’n oorlogsmedailles — en de Rentmeester met z’n nog niet betaalde bottines — en de Lakei met z’n gouden tressen — 'n aardige vent, die Lakei, de eenige, die bij mijn katerkarakter past.... Let op, of ik me vergis....
100