HEIJERMANS
ZESDE TOONEEL
DE VORIGEN KONING HOFMAARSCHALK OPPERHOUTVESTER RENTMEESTER
TWEEDE LAKEI
KONING Angorensis, weet je waar we vandaan komen, na de rijtoer?
KATER Ik kan alleen vermoeden, Sire, van een plek, die zich gelukkig rekent, dat Uw Majesteit haar met uw tegenwoordigheid vereerde.
HOFMAARS. Zijn Excellentie, Sire, begint zich hier al zoo in te leven, dat het een lust is naar zijn hoofsche antwoorden te luisteren....
KONING Wij waren met z'n allen — je raadt nooit
waar----
KATER Nee, Sire....
KONING In de kelders....
KATER Ach, nee....
KONING Formeel in 't donker....
KATER Ach, kom....
KONING En ik liep door die ontzaggelijke kelders, in dat ontzaggelijk donker, zoo volkomen gerust, alsof ik bij klaarlichten dag 'n eerewacht inspecteerde. Hoe vind je dat? En nergens ’t flauwste geritsel, niet in de kelders aan de Oostzijde en niet in de kelders aan de Westzijde. Ik zou er vannacht durven slapen____
KATER Majesteit, mag de nederigste van uw onderdanen uw moed bewonderen?
KONING En dat alles heeft het Koninklijk Huis aan jou te danken. Angorensis, ik benoem je tot kommandeur in de Orde van den Heiligen Olifant — Vi-gilando ascendimus — door waakzaamheid stijgen wij omhoog — en je broer tot ridder van mijn Huisorde — Per aspera ad astra — langs ruwe paden naar de sterren.... Nee, waarde Hofmaarschalk, ik hecht de ordeteekenen hoogstmijzelf op de borsten der heeren....
KATER Sire, u overstelpt mijn broer en mij met vorstelijke eerbewijzen. ... Ik had het niet kunnen droomen, dat de Heilige Olifant nog eens op m ij n borst zou hangen!
JONATHAN Majesteit, ik dank u van harte....
101