brengen! Niet dat! ’n Diakenie is me ’n bik. Vrete met snauwe -of je ’n bedelaar ben. Vanmorrege koffie as-as ’t onderste uit de regenton-en errete zo hard asje eksteroog. clementine: In jouw plaats-hou je mond stil-zou ’k God danken dat me ouwe dag bezorgd is. cobus : Tja-tja je mag je niet bezondige... daantje : God danke? Nèe hoor. Me hele leve gevaren-hoe-veel reize wel?-niet te telle-schipbreuk gehad-gebrek gehad-gevaren van me tiende-èn twéé zoons op zee verloren. Nee hoor. Nee hoor. De moeder is ’n krèng. Je zou d’r op d’r smoel slaan...
clementine : Nou! je bent hier niet in de kroeg. daantje : Dat ben ’k net niet. Maar ’t gaat je tot hiér zitte. Verlejen week mocht ik niet uit, omdat ’k met je permissie, naast ’t bakkie gespoegd had. Zeg u nou zèllef-zou ü met opzet naast ’t bakkie spoege? ’n Diakenie is ’n gevangenis. Hebbe ze je opgeborrege dan zijn ze je kwijt, ’k Wou d’ak met fassoen door de haaie gevrete was, toen ’k nog voer... cobus, giechelend: Hè-hè-hè! De haaie luste jou niet. Je ben te taai, man. clementine : Hou je lippen stil! cobus : Tja, tja.
daantje : De haaie luste niet... ’n Karkas slikke ze nog. Péh! De ouwe Willem heb ’k voor me oge in tweeën zien bijte dat ’t bloed ’r uit spoot. En die was mager. clementine : Is de ouwe Willem door ’n haai opgegeten? daantje : Dooréén? Door zés. Zo as-die overboord sloeg hadde ze ’m te pakke. ’t Water zag rood. clementine, glimlachend-ongelovig: Hè, wat vreselijk! En toch zou ’k 5t wel is willen meemaken-zo iets. daantje : Pèh! Wille meemake... Wij motte... clementine : Heeft ie geschreeuwd? daantje: En hoe!
cobus : Tja, je zal niet schreeuwe als je de tande in jebille voelt -hè-hè-hè! Buiten klinkt 9n viool. Op de maat der muziek schokker t Cobus in z'n stoeL Tadelade - dadada -clementine, driftig het schetsboek sluitend: Daar dan! Opstaand. Morgen ben je rustiger hoor! cobus, zich uitrekkend: Helemaal stijf! Danst knipvingerend met
8