EERSTE BEDRIJF
De armoedige woonkamer van Kniertje. Links, twee bedsteden en deur. Rechts, ladenkast met heiligenbeeldjes, pullen en portretjes. Een schouw. Achter, klinkdeur naar het kookhok, glazenkast, kooi met duif, raam met bloempotten. Middag.
eerste toneel. Cobus, Clementine, Daantje
clementine, schetsboek op de knie: Nou dan!-Cobüs! cobus, poserend, schrikt wakker, glimlacht: Hè-hè-hè! Ikke heb niet geslapè... Nee, neè... clementine: Hoofd meer zö-Nog meer-Wat zanik je nou!
Strakjes zat je zo leuk. En-je hand op je kniè... cobus: Tja-as je zo lang stil zit-krijg je ’t te pakkè... clementine, ongeduldig: Zou je nou asjeblief, as-je-blief niét willen pruimen? cobus: Ik-ikke pruim niet. Kijk maar. clementine: Hou dan je mond dicht. daantje, binnentredend door kookhok: Dag saam. clementine: Dag. Ga nog maar ’n hoekie om. daantje: Nee, juffrouw-’t wordt tijd. Nou-ik zou ’m nog niet herkenne. clementine, glimlachend: O.
daantje, zijn bril verzettend: Ziet-u-as ’k zo vrij mag zijn-z’n kin staat anders-en-en z’n öge bevalle me niet-maar z’n neus die is ’m-en-en-z’n dassie da’s machtig-daar zou je op zwere. clementine: Zo.
daantje: ...En de bedstee met de gordijne... ’t Is me ’n bik.
Neemt een pruim. Kan u mijn niet is gebruike? clementine: Misschien. Hand hoger! Je mond stil. cobus : Da’s makkelijk ezeid-as ü gewoon is te pruime en je niet pruime mag-dan kun je je lippe niet vasthoue. Wat zeg jij, Daantje?
daantje : Ik zeg dat ’t tijd wordt. We ete om vier en de moeder is lastig.
clementine : Dat zal met jullie ouwetjes wel nodig zijn. daantje, een stoel bijschuivend: Pèh! We hebbe nog al wat in te
7