nulle ’r achter. Bos gaat ongeduldig af. Héhéhé! Vandaar ’t spreekwoord nul! Kijkt om, ziet dat Bos weg is, port de kachel op, stopt z'n pijp uit Bos’ tabakspot, gapt voorzichtig een paar sigaren uit het sigarenkistje.
derde toneel. Simon, de boekhouder
simon: Is Bos d’r niet? de boekhouder: Meneér Bos, hè?-Nee. simon: Is-die uit?
de boekhouder: Kan je mijn de boodschap niet doen? simon: Ik vraag of die uit is? de boekhouder: Ja. simon: Niks geen tijding?
de boekhouder: Néé. Begint dat geloop nou weer? Meneer het toch gezeid dat as-die bericht kreeg... simon: ’t Wordt morrege négen weke.
de boekhouder: De ‘Jacoba’ is wel na negen en vijftig dage met 190 kantjes binnengelope. simon: Jij staat te klesse! Jij weet meer. de boekhouder: Heb je ’m nou al om? simon: Nee-geen druppel.
de boekhouder: Dan wordt ’t tijd.-Ik ’r meer van wete! ’k Hou de schepe an lijne vast! simon: ’k Heb jullie gewaarschouwd toen die op de helling lee.
-Wat zijn me woorde geweest? de boekhouder, schouderschokkend: Allemaal kletspraatjes van jou om ’n borrel!... simon: Dat lieg je! Waar jij bij was en waar de juffrouw bij was-heb ’k gezeid dat ’t schip rot was, dat kallefatere geen bliksem meer hielp-dat zo’n drijvende doodkist... de boekhouder: Goed. Dat het-ie gezeid. Daar strij ’k niet tegen. En wat zou dat nou? Ben jij zo’n piet dat as jij hallef bezopen...
simon, driftig: Da’s verdomme gelogen... de boekhouder: ... Dan niet bezopen.-Ben jij zó’n godje dat as jij, as scheepmakersknècht née zeit-en je patroon en de assurantie zegge ja-dat mijn patroon z’n schip dan op de veiling mot brenge?
64