86
langer in de lagen rond as een van jullie — ’k hè-d’r me rematiek in en uit gezweet — maar as je ’t met — met nieuwigheden wil halen, as je je maag en je longen met enkel kolen voert... (Neemt 'n slok uit de kan, die hij van Wiener terugkrijgt). ... Affyn, neem geen raad an van ’n mijnwerker, die hier sneeuw op z’n kop het gekregen! Glück auf! (Af door rechter opening, terwijl de anderen hem „Glück auf ” nazeggen).
DERDE TOONEEL.
De VORIGEN, zonder SCHENK.
S c h u 1 z (tot Hadwig). As ’k die kerel met z’n natte duim zie werken, hè-’k moeite, om ’r de boel niet bij stuk te vloeken!
Hadwig. Waarom, heethoofd? Is ’t zijn schuld? Houdt één kontroleur ’t langer as ’n maand uit — as-ie telkens klachten in ’t mijnboek schrijft ? Is ’r z’n brood niet mee gemoeid? ...
Schuld. Weet ’k! Weet ’k... Maar zoo, zoo belabberd as Schenk... ’k Zou dat mijnboek wel is ’n slordige menuut in me handen willen hebben...
Hadwig. En dan ? ... (Haalt de schouders op). In Schenk z’n plaats zou jij ’t zelfde doen...
S c h u 1 z ... Zou ’k niet!
Hadwig. Zou je wel!
S c h u 1 z. Zou ’k niét!
Hadwig. Goed, dan zou je ’t niet,.. Dan zou je boven op ’t kantoor om de dag kommen vertellen: gas hier, gas daar — gas daar, gas hier — dan zouen ze op ’t kantoor om de dag met de Inspectie krakeel krijgen...
S c h u 1 z. Daar zou ’t me om te doen wezen!
Hadwig (glimlachend). Tobias! Tobias! En jij zelf? Zat je niet na je zooveelste krabbel — met jouw prachtige hanepooten! — in ’t mijnboek, dat ze op snee mosten vergulden! — in de vrindelijkste afdeeling van de mijn, om je je onderzoekingstochten af te leeren?