85
gereedschap neer, komt van de verhoogde insnijding in de gruisbedding, zet zich wrokkig op ’n steen. Een stilte. Hadwig presenteert zwijgend ’n stuk „Kautèbak”. De anderen brokken ’r af, pruimen. Boven weerklinkt ’t geluid van een toeklappend luik. Van uit ’t donker der linksche glooiing daalt ’n lampje tot bij de paal met het bord).
TWEEDE TOONEEL.
Schulz, Hadwig, Wiener, Spiess, Schenk.
Schenk. Glück auf! (De anderen antwoorden met „Glück auf!”. Hij belicht de „Wettertafel” met z’n lamp, bespuwt z’n hand, wrijft wat krijtletters weg, schrijft er *n paar andere neer, daalt verder tot in de gruisbedding).
Wiener. Weer nergens gas geroken, kontroleur?
Schenk. Nee, Wiener, ’k hen verkouen!
Wiener. Ken op je longen overslaan, Schenk!
Schulz. Ja, op zijn en op onze longen! As ik kontroleur was, zou ’k ze achter d’r hielen zitten...
Schenk. Ja, jij zou!... En as je zou? ... Dan zou je jezelf d’r uitnegeren!... Wie het ’r tabak te veel...? (Tot Hadwig die hem *t stuk geeft). ... Dank-ie voor je pil! (Kauwt).
Schulz. Jy wrijft maar met je natte duim! Wat weerga, mijn wi-je toch niet wijsmaken, dat ’r hier in de westelijke afdeeling, waar je stof vréét — en waar ’k hij galerij IV zelf ’n staart an me lamp kreeg — geen gas staat!
Schenk. Daar ken 'n kind je antwoord op geven, Fritz! (Presenteert Hadwig z’n drinkkan). Slok ?
Hadwig (weigerend). Dank-ie, Schenk.
Schenk (tot Schulz). Jij ?
Schulz. (norscti). Nee.
Schenk (geeft de kan aan Wiener, die ’r gretig uit drinkt). Jonges, jonges, wat ’n nieuwigheden! ’k Loop