74
ZESTIENDE TOONEEL.
De vorigen, Anne Menzel.
Anne. Dag Schulz... Stoor ’k?
S c h u 1 z (grommend). Hier stoort niemand.
Anne. Vanmorgen, op kantoor, had ’k geen gelegenheid je te feliciteeren... (Drukt hem de hand). ... Moeder en kinderen wel?
S c h u 1 z. Dank u.
Anne. ’k Breng ’n kleinigheid mee. Mag ’k bij ’r?... Dag moeder Schulz! ’k Zag je heelemaal niet! Mensch, wat zit je verstopt!... Toch niks gebeurd?
Moeder Schulz. Nee, juffrouw.
Anne (naar de slaapkamerdeur). ... Is ’t daar... ? Mag ’k ? (Ziet de hedremmeling bij de anderen). ... Of zal ’k liever morgen ... ?
Moeder Schulz. ... As ’t u ’t zelfde is, juffrouw...
Anne. My ja ...
Schulz (norsch). Gaan we Hadwig ?
H a d w i g. Ik sta klaar. Middag saam.
Wiener. Middag, moeder!
Schulz (bij de achterdeur, aarzelend). ... Middag . .. En annemen doen we niks...
Anne. ... Annemen! Annemen! Ben je wel wijs, Schulz!... Annemen! ... (Haar pakje openend). ’k Zal zoo vry zijn — of je ’t an wil nemen of niet! — ’t uit te pakken. Asjeblief! Voor de luiermand wou ’k niks brengen, omdat Jk natuurlijk — wat jij, moeder Schulz ? — niet wist of ’t ’n bakertje of ’n kapertje zou wezen... En nou ’t twéé kapertjes zijn geworden...
Schulz. Dank-ie. Ben d’r niet van gediend!
Moeder Schulz (verbaasd). Fritz! As de juffrouw zoo vriendelijk is, om twee trappen af te loopen...
Anne. Schulz, sinds wanneer ben ’k voor jou en je vrouw fn vreemde geworden... ?
Schulz (grommend). Sinds ... Sinds ... Middag saam...