71
wezen? Drijf ik me wil door? Het-ie ’r al niet driemaal van gelust... ?
S c h u 1 z (zacht). ... Kom nou, Grete. We hebben *t de laaste tijd zoo goed met mekaar kennen vinden... Wat mier je nou!... ’k Ben toch niet van af gister in de organisatie... Je had ’r toch zelf — vroeger — je draai in ... Ben je niet lid van de „Zangvereeniging... ?” Heb-ie niet op de voorste rij mee zitten luisteren, toe Hadwig...
Grete (die al dien tijd met ’t hoofd op de tafel heeft liggen kreunen). ... Doe wat je wil! Doe wat je wil! Doe wat je wil!...
Moeder Schulz (hem beduidend niet door te gaan). ... Nou, laten we over wat anders praten, hè?... Heb-ie je kan vannacht meegebracht? Weet je dat zeker?
Schulz. Nee, ’k hè-’m ingeslikt! (Weifelend tot Grete). ... Zei ’k — zei ’k... ? Wat weerga, ’t is toch niet langer te harden... Hoe heb-ie zelf geraasd en gefoeterd, toe’k voor twee maanden zonder de vingers (verlegen-lachend) die ’k voor jou op ’t Stadhuis op heb gestoken — wijf! wijf! (Klopt haar op den schok-kenden rug) — na boven wier gedragen!... Hè-’k die niet voor jou en voor de jonges, die je onder je hart droeg — (verlegen lachend): kon ’k raaien da-je me d’r met twee zou opschepen? — laten zitten? ... Wordt 7r niet geplukt en gezogen an ’t loon... Ben ’k niet met minder as ooit thuis gekommen, terwijl Budolf as sleeper z’n portie haalt... (bij hernieuwd gebaar van Moeder Schulz Grete met rust te laten). ... Ja Moeder, ja!... Wijf! Wijf! ...Zeg nou zelf!... Waar leitje vader? Waar je broer? Waar (verlegen lachend) je — je eerste kerel...? Hè-’k me vader anders as met ’n beenstompie gekend... ? Hè-’k niet drie, drie broers ... ?
Moeder Schulz. Ja, drie — drie...
Schulz. ... Drie, hier en daar, voor ’t laast gezien ... ? Zeilen je twee — je twee — kon ’k *t raaien, meid? — je twee „jongste” niet net zoo goed as ik ’t gat in motten... ?