50
TWEEDE TOONEEL.
De vorigen, Spiess.
S p i e s s (lichtschuwe, bleeke kerel met kortgeknipt haar en baardstoppels, in rechterdeur-opening). Krijg fk koffie vandaag, of krijg 'k ’r geen ?
Moeder Schulz. Ja, ja, Spiess. De vroedvrouw was bij me dochter, ’k Kom daalijk!
Spiess. ’k Wacht anders ’n half uur...
Moeder Schulz. Je staat toch nooit zoo vroeg op...
Spiess (grommend). Ken ’k slapen met dat gedonder van die kinderen op de gang?
Moeder Schulz. As de anderen ’t kennen...
Spiess. De anderen gaan mijn niet an. Geef me koffie...
Moeder Schulz. Neem ze dan, Spiess, as je zoo weinig geduld het. Ze staat op de kachel, en voor de kommen weet je de weg.
Spiess. Ik neem niks. Nemen is niet me gewoonte. (Af).
DERDE TOONEEL.
Moeder Schulz, de Vroedvrouw.
Vroedvrouw. Wie was dat?
Moeder Schulz. Een van me vijf.
Vroedvrouw. Vijf? Kenje vijf kostgangers bergen? Waar stop je ze dan ?
Moeder Schulz. Waar ’k ze stop ? ’k Hè-d’r van 't voorjaar, toe ’k hier bij me zoon sliep, wel acht gehad. En alles op tijd. Met niks te laat. En nooit ’n klacht. Maar met die Spiess hè-’k last — en dat leit niet an mjjn — z’n kammeraden willen ’m niet in d’r kamer — ofschoon d’r bij vier bedden nog wel ’n vijfde ken — en dat zit ’m daarin (fluisterend) omdat-ie pas,