25
ZEVENDE TOONEEL.
Wied, Heil, Anne.
Anne. Goeien morgen... (Houdt zich in voor Heil) — meneer, en, en hartelyk gefeliciteerd.
Wied (zet zich achter het schrijfbureau, vormelijk groetend). Dank u, juffrouw Menzel. (Hij maakt aantee-keningen. Zij begint te tikken). Hoe is dat met dien spoedbrief voor de „Vereenigde gasfabrieken” ? Ze vragen telegrafisch ... (Opvliegend). Heil, scharrel niet zoo lang ! ’k Versta m'n woorden niet! (Op de plaats voor de ramen, verschijnen mijnwerkers, die de hoeden afnemen, en blijven wachten).
Heil (onwillig grommend). Kachels anhouen, zonder ’r na te kijken, ken ’k niet.
Wied (gehumeurd). Ja, ja, 't is goed! Schiet op ! Doe dat ’s morgens vóór de kantooruren!
Heil. Vanmorgen ...
Wied (ongeduldig). Ja, ja, in orde!... Hoe is dat met die expresse, juffrouw ? (Ziet de mijnwerkers buiten). O ... (Wenkt hen binnen te komen). Ja, ja! (Heil af).
Anne. Zal ik ?
Wied. Nee, integendeel. (Snel). En ’k maak je m’n excuus over ’t optreden van m’n vrouw, over ’r belee-digende ... (Geklop). Binnen !
ACHTSTE TOONEEL.
De vorigen, Bartsch, Schülz, Wiener, Hadwig.
B a r t s c h. Morgen, meneer de directeur. (De anderen herhalen ’t).
Wied. Ga jullie zitten, koempels. (Op de leeren stoelen wijzend). Ja daar, maak ’t je makkelijk. Sigaar?... Sigaren, juffrouw. (Anne presenteert). En laten we geen tyd verliezen. In de eerste plaats moet ’k zeggen, dat
Glück Auf. 3