21
morgen voorbij de remhelling in de derde laag iets schandelijks gebeurd — iets, dat ’k daarstraks in de vergadering niet heb willen en niet heb — durven zeggen. Vier, vijf schobbejakken en lafbekken hebben Hankelman, toen-ie inspecteerde, de mijnlamp uit z’n handen geslagen, en hebben ’m n pak ransel gegeven...
Stein. Wie?
Wied. Wie?... Baar kunnen we naar fluiten... Verrajen zullen ze mekaar niet.
Stein. Heeft Hankelman geen vermoeden?
Wied. Nee natuurlijk. De lafbekken hadden d’r eigen lampen uitgedraaid. Als ’t overmorgen meenens wordt, en de boel stop wordt gezet, wil *k mezelf nog even toonen...
Stein. Na, dat ’s niet gezellig, maar ’t verbaast me dat ’t al niet eerder gebeurd is — de vent heeft zooveel takt, dat je je schaamt dat-ie je collega is... (Bij de deur). In elk geval kun je ’t mij laten opknappen, George! Je kinderen maken ’r zich ’n feest uit...
Wied. Meen je?
Stein. Dat meen 'k. (Halfwege in de deuropening).
Wied (hem terugroepend). Erich!. .. (Moeilijk). Stein ... Hoe — hoe heb jij je gevoeld ... (.Aarzelend) ... toen je niet meer van je vrouw hield...
Stein. Toen ’k niet meer... ? (Staart voor zich
uit). ... Daar vergis je je in ...
Wied. ... Ze heeft je toch (aarzelend) zoo dikwijls .. .
Stein. ... Bedrogen. Spreek ’t maar rustig uit. *r Is hierbinnen niks meer kapot.
Wied. Heb jfl ’r toen... Was *t je toen mogelijk ... ’k Herinner me toch, dat je eens op ’n avond...
Stein (glimlachend). Tja, dat herinner ’k me ook ...
Wied (met ingehouden hartstocht). ... Erich, ik hou ’t niet meer vol — ’k stik, stik in m’n huwelijk, stik in m'n... geluk, m'n weelde, m'n lakeienpak — stik in letterlijk èlles...
Stein. Toen je ’r trouwde, jongen ...
Wied. Weet ’k, weet ’k — ’k weet dat jij je opinie — weet dat ’k wou, dat m’n zieke eerzucht, om ’t van ingenieur tot directeur te brengen... ’k Weet alles en