17
je je duidelijker had uitgedrukt, waren we natuurlijk niet uitgereden. Adieu.
Wied (brieven lezend). Adieu.
Sylvia (bij de deur). George !
Wied (niet ópkijkend). Ja?
Sylvia (aarzelend). Zou je me asjeblief *t genoegen willen doen, die juffrouw hiernaast bÿ ’t andere personeel, en niet bÿ jóu, te laten werken?
Wied (doorlezend). Nee.
Sylvia. Néé?
| Wie d. Nee. Dat wordt te belachelijk !
Sylvia. Ja, ’t wordt belachelÿk, schandelÿk-belâche-lÿk, dat je je voor niemand geneert, dat je tête à tête...
Wied (opvliegend). Sylvie !
Sylvia (driftig). Als je niet wil, dat ’k ’r met papa over spreek...
Wied (heftig). Papa, papa, papa ! Alweer papa ! Dat wordt gloeiend onhoudbaar! Vertel aan papa, papa, wat je kwÿt wil wezen! Maak me nog meer tot strooman van papa, papa, papa! Heb ’k niet pas, daar aan de tafel, voor de zooveelste maal, als marionet met papa aan de touwtjes, gezeten? ’t Begint me de keel uit te hangen ! Ik buk niet langer voor jullie dreigementen ! (Zit onstuimig in den stoel voor het bureau, leest quasi — een stilte).
Sylvia (dringend). George — ’n tweeden keer, laat ’k me ’n schandaal — met alweer zoo iemand — niet welgevallen.
Wied. Wil je zoo vriendelÿk zÿn met je — met je speciaal onderhoud op m'n jaardag op te houen? ’k Confereer van vanmorgen acht uur af. 'k Permiteer me me moe te voelen. En ’k heb nog *n dag voor me!
Sylvia (knikt zwijgend, naar achterdeur). Dag George.
Wied. Dag.
Sylvia (ingehouden), ’k Zou die bloemen nog wat dichter bÿ me zetten.
Wied. Voilà! (Smijt ze tegen den grond).
Sylvia (aarzelt, schiet op hem toe, slaat de armen