16
Wied (heftig). Van wat ? Van wat heb je je overtuigd ?
Sylvia. Dat je voor de zooveelste maal je — je kinderen vergeet! ’k Had Mathieu, François en Meister ook wel alleen met de brik hier naar toe kunnen laten gaan, maar ’k wou weten. En ’k wéét...
Wied (valsch-driftig). Je weet! Je weet! Je weet niemendal! Je praat niet alleen nonsens, maar je gaat — en dat weer uitgerekend vandaag, net vandaag! — onbehoorlijk en onredelÿk tegen me tekeer! (Er wordt gefloten — hij luistert aan een der buizen). Ja! Ja, ik zelf! (Ongerust). Hoe kan dat? Is ’t bassÿn dan niet gevuld? Is ’r geen drukking? (Nijdig). Had je dan geen maatregelen kunnen nemen? Goed, goed, goed! Laat Stein onmiddellijk bÿ me komen! En ’k zal vandaag zelf inspecteeren ! (Hangt buis in haak, zachter tot Sylvia). Wil je dus zöo vriendelÿk zÿn, Sylvie, om met François, Meister en Mathieu weer terug te rÿden? ’t Kan niet. ’t Kan tenminste vandaag niet. We hadden zoo juist ’n spoedvergadering van commissarissen en van enkele belanghebbenden ...
Sylvia (verwonderd). ’n Spoedvergadering ?
Wied. Jà, ’n spoedvergadering onder presidium van je papa. We hebben — ’n ultimatum ontvangen.
Sylvia. Van ?
Wied (knikkend). Van. En onder die omstandigheden, bÿ ’n haast tastbaar verzet, wil ’k den schijn van uittarting door ’n bezoek van vreemden, vermijden — tenminste ik neem geen verantwoordelijkheid op me (zet zich voor 't bureau, scheurt brieven open). Je permiteert ?
Sylvia. Ik permiteer — ik permiteer alles... (Houdt zich in voor den kantoorklerk, die een telegram brengt).
Wied (gehumeurd). Wat is dat?
Bediende, ’n Telegram, meneer.
Wied. Goed, goed! (Roept hem na). Hé! Hé! Wees zoo beleefd en draag die mand of laat die mand voor m’n vrouw naar de brik, bÿ 't machinegebouw dragen.
Bediende (de mand opnemend). Ja, meneer. (Af).
Sylvia. Adieu, ’k ben je bizonder dankbaar! Als