o7
I d a. Meneer. ... Uw Hoogheid.. .. Vent blijf van me lijf!... We zijn wel op den toren geweest, en met ’n heele club, maar ’t was ’r zoo smerig, zoo in geen jaren schoon gemaakt, zoo vol uilen en andere griezelige beesten. .. .
W a 1 d e m a r. ... Leugens, Uw Hoogheid 1
Vors t. Stilte, Eerwaarde — u zult zich niét te beklagen hebben. Verder.. .!
I d a. .. . Dat je ’r geen brok door je keelgat kon krijgen. Toen zijn we met z’n allen naar ’t platte dak van de kazerne gevlogen.... En daar hebben we weer alles netjes aan kant gemaakt. Nee, van den toren weet ’k niets.
V o r s t. Zoo. Op de kazerne. ... Op wélke kazerne ?
I d a. Dat weet ik niet, Uw Hoogheid, ’t Was’n kazerne met — met soldaten, maar welke, welke....
Vorst. .. . Welke? .. . Daar moet zoo’n lummel over nadenken! Kostelijk !... Bij welk regiment heb jij gestaan?
Ida (in de war)... Ja? Ja/ Welk regiment was ’t ook weer? Ik geloof — ik geloof, Uw Hoogheid -- bij de cavalerie -» ja, ’t was zeker bij de cavalerie — (sf.ral'-evnsti<j) . . . we hadden ieder ’n paard... .