38
V orst (tot Phuns)... . Nou majoor, als ze allemaal zoo ongevaarlijk zijn, hè? ... Hahaha !.. . (Ineens driftig) Lach jij méé? Heb jij permissie gevraagd te lachen? Pet af'! Pet af! Of heeft je vader je dat niet geleerd?
I d a. Meneer ... Hoogheid, toen hij (Plums bedoelend) me daar straks stond te porren, heb ’kal geprobeerd de banden los te wurmen. Zonder banden vliegt-ie elk oogenblik van je hoofd... . (opnieuw wriemelend).... Nee, ’k krijg er den knoop niet uit! Op deze plek zou’t zelfs Alexander den Groote niet lukken. . . .
Vorst (z’n voorhoofd betikkend). Zeldzaam! Je naam ? Schrijf eens op, meester.
I d a. Hildebrand. (allen: „Hildebrand!”) Ja, Hildebrand!
V orst. Dus jij — jij ben dat staatsgevaarlijke kereltje! Dus jij heb de inpertinentie begaan, mijn onderdanen, die nog niet fatsoenlijk naar de stembus kunnen 1 ó ó p e n, vleugels, vleugels, vleugels aan te binden ?
d a. Uw Hoogheid, de uitvinder is m’n vader ik niet.
IMu rn s. Dat heele nest, Uw Hoogheid, is ’n misdadigersnesl ! (heeft, uil het toschje de visite