heb je die dingen gelaten ? . . . Of vlieg je niet je voeten ?
Ida (zich omkeerend). Nee meneer, zóóver hebben we ’t nog niet gebracht... .
Y o v s t (streng). Weet jij niet tegenover wie je staat, dat je me telkens met meneer aanspreekt V
P 111 in s. Je staat voor den vorst, stommeling! Neem je pet af.
I d a. Me pet. ... Nee hoor ! . . . Ken niet.. ..
Y o r s t. . . . Pliims, haal z’n zakken leeg. . . . Daar zullen ze wel in zitten.
P 1 u m s. Bedoelt Uw Hoogheid. . . .
Y o r s t (driftig met de armen ’/ vliegen nabootsend) De dingen, waarmee-ie dat heeft gedaan!
P 1 u 111 s. Z’n vliegmachine, Uw Hoogheid, met vleugels en al, ligt in den moestuin — ’n heel bed jonge spinazie verwoest... .
I d a. Meneer ... Uw Hoogheid ... ik kreeg ’n defect aan m’n staart, en toen, wou Mc niet in den eendenvijver terecht komen, móést Mc. . . .
Plums (driftig). Uw Hoogheid, deze kerel is een van de schavuiten, die in minder dan drie dagen tijds (op z’n vingers lellend) — ad primum een van de seringeboomen kaal heeft geplukt, zón