I(i
gegrepen wordt! 111 plaats van ’n prop papier, in plaats van ?n pijp, kunnen ze op d’r dooie gemak ’n bom laten vallen, meneer! ?t Leven van Zijn Hoogheid is geen seconde meer zeker — nee, geen seconde, meneer (naar de oranjerie toegaand en met ’n mand terugkeer end). Asjeblief, meneer! Asjeblief! Overtuig je. De „gevonden voorwerpen”’ van de drie laatste nachten — ’n bende, ’n bende!
— De heelo wacht moeten we van schemer tot ’s morgens vroeg in ’t geweer honen, waar vroeger <;én enkel mannetje voor den vorm voor den vorm, meneer! — op schildwacht stond ! . . . Als ik Zijn Hoogheid was — als ik Zijn Hoogheid was... .
ZESDE TOONEEL.
1) e V o r i g e n. D e Vors t. D e A d j u d a n t.
V ors t (gearmd met den adjudant en leunend op een stok — een vroeg-oud heer in gek'leede jas; snor, sik, blauwe bril) Verder, verder, Plums
— als jij — oei! — als jij ’t geluk van mijn pootje had, hahaha! (zit neer, door den adjudant geholpen) ■— oei! — voorzichtig kinderen ! — als jij de heele wereld blauw-blauw zag — (tot den lakei, die haastig-gebukt den voetenzak aanschuift) — zachtjes aan, George, jongentje: ja zoo is’t in orde
— wat zou jij dan ?. . . Hè ? . . .