115
Ida. Ik — ik wil op sterk water! Dag!
Ossip. (Een stilte) Zeg — je moet ’r niet
van schrikken, maar ik snurk als ik slaap. . . . Wat zeg je? ... AVat zeg je? . .. O, hij slaapt. .. . Jammer, (staat op, zet de lamp op een stoel bij het bed, neemt uit de tasch een boek, gaat op het bed liggen lezen, valt lezende in slaap, terwijl het boek op den grond glijdt. Zwak gebel beneden. Daarna zwak gestoïnp tegen een deur. Daarna luider geschel).
Ida (schrikt op, terwijl het stampen sterker wordt. Zij loopt haastig de trap af, komt snel
terug, vliegt de zolderkamer binnen). Pischtl
Pischt! Wror wakker! De politie! De politie!
Ossip (zit op in bed). De politie ? (zij luisteren angstig, tot van beneden gefluit opklinkt).
Ida. Da’s — da’s vader.... Da’s vader! Hoe durft-ie ’t te wagen! Blijf jij hier! Ik ga open maken! (holt de trap af).
Ossip (staat luisterend op, zet de lamp weer op tafel, loopt vlug de zolder op, schiet in vest en buis, trekt z'n laarzen aan, gaat naar de zolderkamer terug, smijt wat hij op tafel gelegd heeft in de tasch, holt het trapje naar het dakvenster op).