104
Ossip. Zuur? Ik mag nooit wat zeggen.
I d a. Ach kom! Zijn ze zoo streng? Buitenshuis kan u uw schade toch inhalen! (hoest) Rook ’n beetje den anderen kant op, zeg!
Ossip (haar op de schouders kloppend) Hahaha! Verslikt u zich in rook?
I d a. Die beroerde sigaretten ! . . .
Ossip. Nee, ik heb geen leven. Op elk woord letten ze.. .. Buitenshuis heb ’k nog nooit iets anders gezegd dan: ,,Meneer de Burgemeester, ’t was heel mooi en ik dank u wel”. .. . Nu vraag ik u: zijn dat gesprekken? Kan ik daar mijn heele leven op teren? (haar de hand toestekend). Meneer — kerel, als ik zoo vrij mag zijn! — jij ben —- u is ’t eerste mensch, waarmee ik praat! Daar zal ik je m’n heele bestaan dankbaar voor blijven!
I d a. Dank u wel. Maar snappen doe ’k‘ ’t niet. Ik heb nog nooit met’n burgemeester gesproken....
Ossip. Daar hoeft u ook niét naar te verlangen. Als je ze aankijkt, zie je ze enkel op hun kalen knikker of op hun scheiding. Kale knikkers hoofdzaak. En de haartjes in hun nek. Kerel, ik zou van plezier aan de droogrekken kunnen hangen! (neemt een portret dat boven de tafel hangt) Is