<)
heb ’k — asjeblief, majoor! . . . (reikt iets over uil de mand).
P 1 u m s. . .. Kan ’k dat aan pak ken ?
T u i n i e r. .. . Zit enkel teelaarde au. . . .
P 1 u m s.. . . Van ’n vrouw ----- taschje van ’n vróuw!... Verbazend! (tot den lakei, die den voetenzak aan heeft gedragen en ’n kleiner tochtscherm neer heeft gezet). Waar wacht je op? Moet ’k je alles voorkauw^en vandaag? Wateren glazen, ’n Beetje vlugger! (weer tot tuinier, terwijl de lakei heengaat). Zoo. Zoo. Lag dat tusschen de aardbeien?(’t taschje openend). Aha! Handschoentjes —- ’n fleschje met de een of andere vuiligheid — aha! — en wat visitekaartjes! Prachtig, (lezend)— Ida Hildebrand.. .. lda Hildebrand... . Beter kon het niet. . . . Twee vliegen in een klap. . . . Twee vliegen.... (zich onderbrekend).... Vliegen -vliegen — als ’k dat vervloekte woord bij ongeluk gebruik, krijg ’k ’t gevoel van ’n halve beroerte!
DERDE TOONEEL.
D e V o r i g e n. O s s i p. G o u v e r n e u r.
Gouverneur, Hum! Hum !
Plums (tot Ossip). Neem me niet kwalijk, Hoogheid. . . .