94
genade voor ieder, voor jou, je broer, je ongelukkige zuster. Berouw is ’n gave Gods — we moeten er om bidden, bidden, Rita. In je jeugd heb je geen dienst overgeslagen — in je jeugd meende je te slapen. Hoon van onzen Verlosser! In je zinnenleven, toen je God, den eeuwigen, alwetenden, almachtigen, barmhartigen verwierp, enkel 't heengaand aardeleven kende, geloofde
je ontwaakt te zijn!____ „Mijn Heer en mijn God,
mijne zonden zijn mij leed uit den grond van hart, niet alleen omdat ik daardoor den hemel verloren” .... (De pleegzuster treedt linnen:).
Rita. Hou op! Hou op! ’k Smeek ’r om! Je doet me pijn — met al die harde klanken bij m’n gek hoofd ....
Nansen. Als je kind sterft, Rita, is ’t verloren ....
Rita. Praat niet — zeg niets — je heb me zoo laag — in m’n grootste vreugde — zoo onverwacht — ’n slag op m’n hersens gegeven — dat ’k ’r wee van word.... (zakt achterover).
Nansen. Zuster!
Pleegzuster (neemt water van91 buffet, bet het voorhoofd en de polsen der bezwijmdé) Ze komt bij.