79
Pleegzuster (onzichtbaar). Nee. Meneer de pastoor zit hiernaast, wil de deur open hebben.
Rita (onzichtbaar). Waarom?
Pleegzuster (ongeduldig). Omdat ’t hier koud is. M’n handen en voeten zijn versteven.
Rita. Waarom neem u geen deken van uw bed? (een stilte). Hoor u me niet? (een stilte). Zuster, ik vraag u wat.
Pleegzuster. Praat niet zoo hard. Meneer de pastoor leest.
Rita (na een stilte). Da’s hier gezellig (een stilte). De pastoor rookt en 9r wordt kip of zoo iets gebraden. Ruik je niet, zuster?
Pleegzuster. Ik ruik niets.
Rita (een stilte). ’k Heb honger, (een stilte) Je zit gewoon te verkleumen. Steek dan je voeten bij mijn onder de deken. Ik heb bloed en warmte voor twee.
Nansen (van z'n stoel sprekend). Kom u hiér zitten, zuster.
Pleegzuster. Nee, eemaarde.
Nansen (opstaand bij de kamerdeur). Komt u beiden hier. ’k Had ’r an moeten denken.
Pleegzuster. We zullen u hinderen.