68
Nansen. Met geestdrijven win je geen zielen. Kom, beste kerel, laten we trachten mekaar te begrijpen. Nooit hebben we zulk een grootsche roeping gehad als vandaag, nooit was de botsing scherper, ’t begeeren van aarde-dingen grooter. Als onze liefde-leer geen klank is, geen dogma, waarin ik me niet thuis zou kunnen voelen, dan moeten we onze armen zoo wijd mogelijk geopend houden. God’s al-grootheid niet verkleinen. Ik heb mijn Heiland gezegd die ongelukkige te redden, ’r op te richten uit ’r verdwazing....
Bronk. De bisschop, als vertegenwoordiger van den Heiligen apostolischen stoel, vraagt niet naar schadelijke gevoeligheden.
Nansen (bij den schrijflessenaar, de globe bewegend). Bronk, Bronk, speel niet met woorden. Onze horizon is zoo bekrompen, de schepping zoo groot. Jij heb ’n gemeente-tje, ik ’n gemeente-tje. We leiden béiden ’n onaanzienlijke, bijna lachwekkende kudde [de globe op tafel zettend). De gedachte aan God, de Natuur en dit kleine ding houden me op den kostelijksten weg — dit kleine ding met z’n mil-liarden, milliarden. Als ’k op den kansel sta, de dorpenaren opwek, vermaan, sluit ’k dikwijls m’n oogen, om rnn gemeente-tje niet te zien, dat gemeente-tje waarvan ’k de drijfveeren ken, de