63
uw heidensche oogen ’t kleed niet, dat elk christen eerbiedigt?
Rita. ’k Wil ’t niet zien.
Bronk. Wil ’t niet ?
Rita. Nee (staat op, gaat naar de deur).
Bronk. Ik zeg u: ge blijft hier geen uur langer!
Rita. Breng me bij m’n dochter — en ’k ga.
Bronk. En ’k ga! Na pastoor Nansen in gruwelijke opspraak gebracht te hebben! En ’k ga! Met ’n even verstokt gemoed! En ’k ga, zónder dank — want dank is berouw en ’n verfoeiing van alle bedreven doodzonden!
Rita. Wat gaat ü mijn berouw aan?
Bronk. Onbeschaamde! Is dat niet mijn roeping!
Rita. Ik heb geen achting voor ’n roeping, die onverzoenlijk is — dat heeft u zelf gezegd.
Bronk. Schepsels als gij hebben den hemel verloren, de hel verdiend.
Rita. Den hemel verloren — de hel verdiend — Daar lach ’k om.
Bronk (heftig). Lacht ge daar om?
Rita. De hel, mijnheer....