50
Na?isen. Nee. (Ernstig) Ik heb niet gelezen. U zegt ’t: me zélf — vandaag — morgen — vóór u heengaat, ’t Halve dorp is om u in opstand — ’k heb ’r om geglimlacht, geduldig-geglimlacht, wetend dat ’k u rédden zou....
Rita. Ik ben gered, meneer de pastoor, ik ben gered en gelukkig.
Nansen. Redding alleen brengt de Heilige Kerk — voor u èn uw kind. U zegt ’t me zélf, niet waar ? U zult; biechten uit éigen aandrang. (Klopt aan de linksche deur. De pleegzuster verschijnt). Onze patiënte is moe, zuster.
Rita (gaat met de zuster gearmd naar de deur).
Meneer de pastoor — (hij zwijgt). Meneer de
pastoor....
Nansen. Ja?
Rita. Mag 'k één ding vragen?
Nansen. Vraag — zooveel u wil.
Rita. Als ’k gerust heb, mag ik dan m’n kind zien?
Nansen. Dat zal moeilijk gaan.
Rita. Ik heb ’t nog niet ééns gezien, niet ééns, ken V trekjes niet.