17
Achtste Tooneel.
Juffrouw Co. Nansen.
Co {in de deur). Ja zuster. Net zoo als u ’t wil... {tot Nansen).... Ze staat op, weet u dat ? Ja, da’s zij die zingt. Ze is zóo blij, dat ze ’r uit mag, dat ze geen oogenblik ’r mond houdt.
Nansen. Wie fluit daar?
Co {aan de deur luisterend). Ook zij. Zal ’k ’r zeggen ? .. . . {hij knikt rustig ne'e) .... Fluiten — hoe ken ’n vrouw fluiten! {hoojdschuddend af. Nansen neemt de globe van z’n bureau, zet die op *t schrijfblad, bekijkt haar rustig-dampend. Co keert terug). Eerwaarde — daar zijn pastoor Bronk en Van Dalen.
Nansen. Laat binnen ! {hij herplaatst de globe op ’t bureau).
Negende Tooneel.
Nansen. Bronk. Van Dalen.
Bronk. Daar kijk je van op, hè ? Te voet gekomen in nog geen uur! Schoonmaak?
Nansen. Nee. Dat bed staat ?r tijdelijk. Ga zitten — ga zitten. Wel, Van Dalen, vriend, wat is
Allerzielen. 2