ii7
macht misschien noodig zal zijn, om ’t te vervoeren. Had ons die fatale grap bespaard!
Nansen. Fatale grap! De uitdrukking zal ’k voor me volgend leven onthouen, Bronk! Fatale grap! Ja, ’t is alles ’n fatale grap geweest, ’n Fatale grap dat de glazenmaker de ruit zal moeten herstellen, die door ’n christelijke hand werd ge-steenigd — één gulden — zooveel kosten aan glas en stopverf — ’n ontwijde woning — de heiden-sche daad van ’n priester! — ’n Fatale grap, dat m’n boeken, m’n schoon linnen en — ja, en de aardbol! — ’n nieuwe destinatie krijgen — ’n fatale grap, dat ’n vrouw, ketter of afvallige, maar toch móéder, op ’t laatste moment niet van ’n lijkje scheiden wil — ’n fatale grap, dat wij die van af onze jeugd vrienden geweest zijn — die samen wereldsch hebben geknikkerd en wereldsch vliegers opgelaten, dat wij als vijanden aan Jn tweesprong staan — jij gebukt, loopend onder ’n dogma — ik, rechtop, ongebroken, met de idealen van onzen Heiland.
Bronk. In later jaren, Nansen, zul je inzien, dat ik handel zooals ik handelen moet en jij verzuimd heb te doen. En die heele schoone oratie had je kunnen verzwijgen — ze was ’r naast, heelemaal naast! ’t — alsof er niets gebeurd