10
’t Eerste Smit — wiens kinderen allemaal piano spelen. „Bernard,” zeg ’k zóó als ’k z’n stem hoor — hij was van tafel opgesprongen — doktoren dineeren meestal laat: „Bernard: hoe is de melodie van Pour tant d’amour... uit de Favoriet.. .?”
„Wat is dat voor ’n flauwiteit, Cobus,” antwoordt-ie nijdig: „mot je me daarvoor van m’n eten weghalen?... Bel tegen ’n uur of negen nog maar is op..
„Bernard,” smeek ik: „is ’t zoo’n moeite me even te zeggen.. „Ach loop, idioot!” zegt hij „beleedigd” — en ’k hoor niets meer.
’k Bel Mullens op — da’s ’n kerel, die lid van ’t Concertgebouw is en haast geen concert overslaat.
„Mullens,” verzoek ’k zoo gedwee of ’k ’m honderd pop te leen vraag: „...hoe zing jij Pour tant d’amour...?” „Mensch!” gromt-ie lomp: „me kop staat nog al naar zingen... We hebben de grootste mot, m’n vrouw en ik over visch, die rood op de graat op tafel gekomen is...”
„Wat hindert dat?” houd ik vol: ,,’k heb die melodie voor ’n wetenschappelijk onderzoek noodig...”
„Spijt me, Cobus,” antwoordt-ie ineens zoo fluisterend of-ie niet meer alleen voor ’t toestel s(taat: „... ’k heb nooit de „Favoriet” gezien...”
Hardnekkig, taai — ’k geef ’t in ’t leven zelden op — wandel ’k naar „De Kroon”. Daar zit Giesen — je ken ’m: redacteur van de ...krant — bij z’n dessert.
„Jan,” val ’k met de deur in huis — zijn hand nog in de mijne: „hoe klinkt die aria Pour tant d’amour uit de „Favoriet” ook weer?...”
„Waarvoor mot jij dat weten — wou je ’r met spectraal-analyse gaan behandelen?” lacht hij met ’n nog vollen mond.
Zonder ’m op de hoogte te brengen dring ’k aan. Hij stouwt de lading van z’n denkershoofd in ’t ruim van z’n handen, blaast voorzichtig door de tuit van z’n vette lippen en zegt dan stellig: „T&a&tetaè,atet&&&&...!”
Nou ben ’k niet muzikaal en ’k erken dat — maar als je Giesen gehoord had, zou je ’m ’n opstopper gegeven hebben.