As dat me vrouw had beleefd — en me dochter — en me kleinzoon, die in ’t pothuis bediend zijn geworde — weet je Jan: hoe je stong te kijke na ’t kissie ?... Hèhèhè!... Da’k dat zie voor me dood! Dat God me beloont voor ’t nakomme van de ge-boje — de geboje — de geboje, zwaan____
De Zwaan (knikkend). Boven al bemin éénen God — IJdelijk zweer nog spot—
Schoenlapper. Vier den heiligen dag des Heeren — Vader en moeder zult gij eeren....
Jan. Met wil of met werken sla niemand dood — Doe geen overspel of onkuischheid snood....
De Zwaan (knikkend). Wacht u voor stelen en onrechtvaardig leven — Gij zult geen getuigenis der valschheid geven____
Schoenlapper. Begeer ook niemands echtgenoot — Noch iemands goed, ’t zij klein of groot. Amen....
De Zwaan. Amen.
Jan. Amen.
Vierde Tooneel.
De vorigen, de Bakker, Sien.
Sien (tot de zwaan buiten). Kischt! Kischt! Wat mot je!... Kischt!... Geef ’m ’n trap, bakker!
De Bakker. Ga je ?...
75