jenke? Hé! Hé! (harder), ’k Ga na kooi, ja! (de harmonica stopt). As d’r geen wónder gebeurt —
geen oogeblikkie om te blaze komt — kenne me
na de bedeeling Mo’k alleen in bed?...
Bet (dof voor de tafel). Ik wacht om te sluite... ’k zei je niet wakker make (hij stapt in de bedstee).
Thijs, ’t Metras van Jacob leit ’r nog in____
Bet. Leg ’t dan op de grond (hij tilt een stroozak op
den grond, werpt de deken er over, herstapt in de
bedstee. Een stilte). Slaap-ie, Jantje?... Slaap-ie? (ze staat op, bukt zich over hem heen, beluistert z’n ademhaling, draait de lamp bijna geheel af, leunt terug in haar stoel, 't Klokje op de kast slaat acht zachte slagen. Enkel het licht van de lantaarn, buiten, belicht den linkerhoek en de drogende wasch. Boven gaat de winkelschel over en meer ingehouden zet de harmonica een droef geestiger volkswijsje in. Bet dommelt langzaam achterover. De lamp knettert, dooft. Als door 'n windtocht bewogen, begint de drogende wasch te wiegelen en in den schijn van het tuimelraam leeft de witte glanzing van een zwaan op, die z’n nek omlaag buigt).
Achttiende Tooneel.
Jan, De Zwaan, Bet.
Jan (in droom pratend). Nee, hoor, ’t is op.,.. Je
krijgt niemedal meer Hé-je nóg niet genoeg,
langnek ?...
51