80
’t zinkend Koopmansschip — en niet het smakelijkst. Wandel je zonder zakdoek voor je neus in de kajuit, dan wor je onpasselijk — tenzij je door de gewoonte aan odeurtjes gewend bent en stank ’n uitgezóchte odeur noemt. (loopt even op en neer) Naast ’t burgerlijk vin je ’t kerkelijk huwelijk — de gehoorzaamheid — de volgzaamheid tot aan den dood. Koekoek één zang — Siamee-sche tweeling — peper en zout — twee verliefden — was sich neckt dasz liebt sich! — Als ’n paar trouwt ondergaat ’t eerst ’n dosis romantiek op ’t stadhuis — dan ’n hoeveelheid elaccisisme in de kerk — en na al die ongewone gebeurtenissen rijdt ’t vol poëzie in ’n huurkoets naar de nuchtere werkelijkheid, ’t Huwelijk is ’n realistische klem, waaruit niemand ontkomt. En jouw „vrij huwelijk” is ’n libertaire saus, half idealisme, half ander isme — de heele tijd is isme. ’r Zijn geen reddingsgordels op ons zinkend Kóópmansschip. Alleen kun je ’t genot hebben in de verte de zon te zien opgaan.
Peter. Jij redeneert met ’n wijsheid en ’n zekerheid als koning Salomo ...
Bart. Als je over ’t huwelijk spreekt, moetje dié ’r buiten laten. Duizend vrouwen is mij te veel.