35
hebbe. (trekt in de gang aan een touw) Wie daar? (gillerig) Wie daar? Als je nou denk da’k al die trappe afsjouw (rukt aan het touw) Wie daar? Wat sè-je? Mot je driémaal schelle! (gilt naar boven) Juffrouw! Juffrouw!
De juffrouw-van-drie-hoog. Joe!
Engel. Zq schelle maar weer is verkeerd (sluit de kamerdeur.) Die ’s nóu al in de sij met d^r kale kak. Of se ’t ’r op anleit. Driémaal voor niks an ’t touw getrokke — D’r sijn ’n paar héére voor u gewees.
Bart. De sproetenmeneer ?
Engel. Hoe noemt u ’m?
Bart. Die met de bakkebaartjes en de.... (bootst met den vinger een gebogen neus na).
Engel. Precies. En dan die ...
Bart. Jawel... die lange magere — hou maar op. Heb je ze ’n paar maanden uitgesteld ?
Engel. Die lange heit wat ’n schandaal geschopt — en ik krijg de naam.
Bart. (bij de balkondeuren) Stakker. Zij krijgt de naam.
Engel. En me boekie, meneer ...