TWEEDE BEDRIJF.
(Een sober gemeubileerde studentenkamer. Rechts balkondeuren en raam, links deur. Morgen.)
EERSTE TOONEEL.
Engel. Bart. De Juffrouw-van-driehoog.
Engel (komt met een lamp binnen, die zij in den hanger plaatst, sluipt in de gang naar de slaap-kamerdeur, loert> gaat op de kast toe en snuffelt, Bart in chamberloek, lange-goudsche pijp, schrikt haar op.) . . . Sjongen! ... Wat set-u ?
Bart. Ik zeg niks. Is Dobbe nog niet thuis?
Engel. Nee dat siet u wel. Onder tafel sit-ie niet.
Bart. Da's verduiveld grappig van je, brave Engel. En juffrouw Lotte — al opgestaan?
Engel. Klop ja maar is. (Bart klopt op de slaapkamerdeur). Nee se is uit. (Schel) Daar sal je d’r