levend theater moet voeren, mits de auteur in de sentimenten, de krachtige idealen van zijn tijd sta. Op het oogenblik is het algemeen theater in Holland achterlijker, zonderlinger, poespasachtiger dan in eenig ander land-met-literatuur. Wat we hier avond aan avond opgevoerd krijgen, is (met uitzondering van de klassieken die slechts onze gedeeltelijke en gedeelde belangstel-1 ing vermogen te wekken) een buitenlandsche werkelijkheid, die maar zéér zelden met onze eigen levensomgeving harmonieert. Om dit duidelijk te maken: kijkt naar welk buitenlandsch stuk ge maar wilt met de bijgedachte „als dit drama of deze klucht nu eens in Holland speelde, die generaal ’n Hollandseh generaal, die pastoor ’n Hol-landsch pastoor, die meneer ’n Holland-sche meneer was — hoe zou het stuk dan op ons inwerken ?” — en ge zult ontdekken dat die buitenlandsche „werkelijkheid” géén duurzame verplaatsing over de grenzen verdraagt. Buitenlanders maken van onze weinige stukken een a d a p-t a t i o n (eigening), herleiden dus onze werkelijkheid tot de hunne, maar wij goede Hollanders zijn góéde kunstdienaars en we spelen de buitenlanders onvervalscht, zoo nauwkeurig mogelijk. met buitenlandsch décor, buitenlandsche gebaren, buitenlandsche meubeltjes. Kunstdienaars als we zijn,