— die brave Engel — als wij ’tin overvloed hebben.
20
De jonge pastoor {glimlachend). Dat is ’n opvatting.
Bart. De beste mijneer, ’t Eénige dat ik bepaald wegsimt is m’n B. W. De rest is aprendre ou d laisser.
Moeder Dobbe. Hard studeeren en slecht gevoed worden — dat gaat niet samen. Om je de waarheid te zeggen, Peter, je ziet ’r witjes uit.
De jonge pastoor. Dat heb ’k ook opgemerkt. Voel je je niet goed?
Peter. Ik? Patent, ’t Is hier warm.
De jonge pastoor. En je praat zoo weinig. Heb je iets?
Peter {kregelig). Nemen jullie nou niet zoo’n notitie van me — wat is dat vervelend.
Moeder Dobbe. Toch zie je witjes, Peter — heb je — heb je je horlogeketting verloren.
Peter (tastend). M’n ketting —
Bart. Natuurlijk vergeten — op je kamer laten hangen.
Peter. In de haast — vréeselijk stom.
Moeder Dobbe. En je ... heb je je ring niet an?
Peter. M’n ring... Dat gebeurt me nou tel